De IJssellinie 1950-1968
Geplaatst op zondag 22 november 2015 om 16:56
Uit Montferland Nieuws 15 februari 2005
Wie vorig jaar over de Ooijse Bandijk kwam, zag huis-aan-huis meterslange spandoeken en borden met protesten tegen de plannen van de minister om van de Ooijpolder een overloopgebied te maken. Nu de minister daar vanaf ziet, zijn de meeste protestuitingen weer verdwenen.
Maar er zijn al eerder plannen geweest om de polder zodanig in te richten dat de omgeving met een handomdraai onder water kon worden gezet! Daar is nooit zo hevig tegen geprotesteerd omdat het waarschijnlijk een groot geheim was. Dat had met de koude oorlog te maken.
Op een kwartier fietsen van de Waalbrug bij Nijmegen staat een informatiebord. Als men er over de dijken via Griethausen en Millingen aan de Rijn naar toe gaat, moet men de afslag Erlecomse Dam in de gaten houden.
De Heemkundekring nam de tekst op het bord over. "De verdediging van Nederland berustte vaak op militaire onderwaterzettingen (inundaties). Na de Tweede Wereldoorlog werd het communistische Oostblok als zeer bedreigend ervaren. Rijkswaterstaat startte in 1950 met de bouw van een nieuwe grootschalige waterlinie langs de Gelderse IJssel. Met een waterhindernis van Duitsland tot het IJsselmeer, 120 km lang en 5 km breed, zou het Nederlandse leger de Oostblok-strijdkrachten moeten stoppen en op steun van de NAVO-partners kunnen rekenen.
De Waal, Neder-Rijn en Gelderse IJssel konden worden afgesloten en het water van de Bovenrijn werd dan binnendijks gevoerd. In de linie tussen Deventer en Zwolle kon onophoudelijk water ingelaten worden.
Een stromende inundatie was nog nooit toegepast en vormde een enorme hindernis. Ook de schade zou aanzienlijk zijn: weggevaagde dorpen en tot 410.000 evacués. De IJssellinie was continu in hoge staat van paraatheid. In de heetste momenten van de Koude Oorlog - de inval in Hongarije (1956), de bouw van de Berlijnse muur (1961) en tijdens de Cubacrisis in 1962 - werd de paraatheid verder opgevoerd. De eerste fase van de linie werd in 1962 daadwerkelijk uitgevoerd; het waterpeil werd toen verhoogd.
Nadat West-Duitsland lid was geworden van de NAVO werd de verdedigingslijn naar het oosten verlegd en verviel de IJssellinie. Tussen 1964 en 1968 werd een deel gesloopt.
De drie stuwen bij de Ooijpolder, Arnhem en Olst waren vergelijkbaar: een caisson dat dwars op de rivier tot zinken kon worden gebracht met daarop dicht te laten vallen kleppen en in de uiterwaarden kleppen tussen pijlers. Stroomafwaarts konden schepen tot zinken worden gebracht. Stroomopwaarts kon een dam worden opgespoten. Het invaren van de caisson werd ieder kwartaal geoefend. Het afzinken werd in de sluis van Lith geoefend.
Rijkswaterstaat bouwde en beheerde de stuwen, sluizen en bunkers. Het Polderdistrict Groot Maas en Waal diende hieraan mee te werken. Dit in tegenstelling tot zijn dagelijkse taak; het voorkomen van overstromingen.
Een Infanteriebataljon (ca 800 militairen) en een Afdeling Lichte Luchtdoelartillerie (12 kanonnen met ca 400 militairen) waren paraat. De steenfabriek in de Ooijpolder vormde het steunpunt vrijgehouden van water middels een dijk langs de Langstraat. De militairen schuilden in de ovens met rondom opstelplaatsen voor de wapens.
Van de 72 aan weerszijden van de Waal gebouwde bunkers bestaan er nu nog 32. Meer informatie is te vinden in het boek 'De IJssellinie 1950-1968' (ISBN 90-400-9870-0)." Op het informatiebord staat ook een afbeelding van een versleten Sherman-tank met omschrijving door de Stichting Functioneel Bunker Beheer. En een plattegrond met: caisson, stuw, netversperring, luchtdoelkanon, vierlingmitrailleur, tankkazemat (met mitrailleur), tankkazemat (met anti-tank kanon), overig bunker, overig militair object, stroom overtollig water.