Woord van de Maond mei 2024: wips
Geplaatst op dinsdag 30 april 2024 om 22:20 — Laatst bijgewerkt op woensdag 1 mei 2024 om 11:22
Je ziet ze niet meer zo veel als vroeger. De kranten berichten over een serieuze achteruitgang van het aantal vliegende insecten. De onderzoekers van Wageningen Environmental Research noemen het “zorgelijk”. Vogels, zoogdieren, planten: al het andere leven is mede afhankelijk van die kleine zespotigen. Van een heel andere orde, maar toch ook zorgelijk is de teruggang van de dialecten in ons land. Daarom worden er van alle kanten inspanningen ondernomen om uitsterven te voorkomen en streektalen op de kaart te zetten.
Onze HKB-dialectgroep deed dat letterlijk door het publiceren van het Barghs Laesplenkske. Het maakt onderdeel uit van het boek “Grammatica van ‘t Barghs” en van de “Cursus Barghs” op de website van de vereniging. Dat gebeurde vorige maand allemaal op een gezellig DialectCafé in Kultuurhuus Heitkamp in ‘s-Heerenberg. Er waren echter maar negentien belangstellenden op afgekomen. Het liep pas storm, toen ook de regionale krant, eerst in de Liemers- en daarna in de Achterhoek-editie, met een flink artikel aandacht aan het Laesplenkske besteedde. De werkgroep had gemeend het leesplankje ook fysiek te moeten aanbieden. Dat gebeurde in de vorm van een fraai vormgegeven placemat, ofwel taofelmatje.
Daarop zien we rechts in de tweede rij ook de afbeelding van de zo bedreigde wesp. Die wordt in ons dialect omgedraaid tot ‘wips’. Hoe zit dat?
Het woord wesp is afgeleid van het latijnse vespa. In het Engels en Duits zien we dezelfde vormen: wasp en Wespe. In veel Nederlandse dialecten zien we echter een omdraaiing van de sp naar ps. Die klankverschuiving wordt metathese genoemd. Er wordt wel gezegd dat die laatste combinatie gemakkelijker om uit te spreken is. Woorden als wesp worden dan ook door kinderen vaak verkeerd uitgesproken. Maar het interessante is dat juist de vorm met ps ouder is. In de oudste indogermaanse vorm heet het insect immers u̯obhsā. De omkering van de twee medeklinkers heeft juist in het latijnse vespa plaatsgevonden. Door de dominantie van het latijn hebben later de Germaanse talen dat overgenomen.De
Dat in dialecten oudere taalvormen bewaard worden, hadden we in deze rubriek al eerder gezien. De wips is daarvan een uitstekend voorbeeld. Het is in de Liemers de standaardvorm. A'j deur 'n wips gestaoke bun, mo'j 't meteen uutzu:ge staat er in Zaenderse Praot van A tot Z te lezen. Behalve op het Gelders eiland. Daar wordt de i een ie en spreekt men als in de aangrenzende Betuwe wieps. Mè ’r al die zute valappele ien de hof soewze mien de wiepse um de kop as ‘k bute lóp, vermeldt het Over-Betuws woordenboek van Herman Buurman. In de oostelijke Achterhoek en in het aangrenzende Westfalen komt de vorm wöspe, dus ook weer mét die metathese voor.
En dan tenslotte nog de vraag, waarom een wips/wesp heet zoals die heet: Het oude indogermaanse zelfstandig naamwoord is afgeleid van een werkwoord dat weven betekent. Een wespennest ziet eruit als een weefsel. Een prachtig plaatje, snel gegoogeld!
Tekst: Antoon Berentsen