Woord van de Maond mei 2023: schötteslet
Geplaatst op maandag 1 mei 2023 om 20:36
Vraag je op straat naar het meest typische dialectwoord, komt al gauw het woord ‘schötteslet’ naar boven. Het is ook graag gehoord onderdeel van dialectquizzen. Zoals vaker het geval is, gaat het hier niet om een woord dat tegenwoordig nog in elk huishouden gebezigd wordt, maar misschien is het daarom juist zo populair. Wat zeldzaam wordt, wint aan waarde! Dat bleek bijvoorbeeld, toen in 2018 onze direkte Duitse buren gevraagd werd naar de mooiste dialectwoorden. ‘Kernemelksepapp’ en ‘Nöölpänz’ belandden op plaats 3, ‘Dweil’ op plaats 2 en winnaar was het woord ‘Schottelslett’. Dat bericht Georg Cornelissen in zijn in november vorig jaar verschenen boek “Der Niederrhein und sein Platt”.
Wat is ‘n ‘schötteslet’? De voorbeeldzin in ons woordenboek ’n Trop Barghse Weurd zegt het kort en krachtig: “Efkes met de schötteslet de taofel afvaege.” In het woordenboek Waels Plat lees je, waar de vaatdoek van gemaakt werd: “ ’n Schötteslet was ’n olde lap van ’n versletten hemp. ’t Aanrech wier der met afgevaeg en ook de pompekas wier door met opgepoets”. Het Zevenaarse woordenboek Zaenderse Praot van A tot Z spreekt van een ‘schorteslet’ die je “goe:d (moet) uutspu:le”. Gebruikte men dan de punt van een schort om dingen af te vegen? Komt het woord ‘schötteslet’ daar vandaan?
Onlangs was er in onze dialectwerkgroep enige discussie over de vraag of in het woord ‘schötte’ nu ‘schort’ of ‘schotel’ betekent. Reden om het woord in de schoonmaakmaand mei eens bij de kop te pakken.
De schort is taalkundig verwant met ‘schoot’ en ook met het Engelse ‘shirt’ en ‘short’: een kort gesneden kledingstuk. Een voorschoot en een schort draag je over je kleding heen om juist die te beschermen, bijvoorbeeld bij vuil werk of bij het koken. Het komt in het Nederlands al in de 14e eeuw voor. Oorspronkelijk, in het indogermaans, betekende het scheuren, splijten, opensnijden.
Het woord ‘schotel’ is afgeleid van het Latijnse scutella of scutula, dat ondiepe schaal betekent. Die klinker ‘u’ komt noch voor in het Duitse ‘Schüssel’. In het Nederduits en Nederlands werd dat een ‘ö’-klank. En in ons dialect komen de woorden ‘schort’ en ‘schotel’ qua klank hun kern overeen: ‘schöt(tel)’.
Ons ‘schötteslet’ komt in een groot gebied in Zuid-Nederland voor, zowel in Vlaanderen als van Midden-Brabant tot aan Venlo. Echter meer als ‘schöttelslet’ dan als ‘schötteslet’. In andere delen van het land komt het in vele vormen voor, van schötteldoek tot schuddeldouk. Vaak wordt beklemtoond dat deze doek als vaatdoek, als duizenddingendoekje, maar niet als theedoek gebruikt werd. “De naam is waat verwaarrend, want de vaat aafdruüge wurt ni mit 'n schottelslet gedaon, ma mit enne tiejedook”, zegt de de Noord-Limburgse wikipedia uit Lottum aan de Maas. Uit het Drentse Schoonebeek komt een ode aan de schötteldoek die ook op youtube te beluisteren valt. Daarmee lijkt de vraag of ons ‘schötte’ van ‘schort’ of ‘schotel’ is afgeleid beantwoord: de ‘schötteslet’ zou als ‘schöttelslet’, als ‘schoteldoekje’ verstaan moeten worden.
Het tweede deel van het woord levert minder raadsels op dan het eerste deel; al verstaan we onder ‘slet’ tegenwoordig iets heel anders dan hier bedoeld is. Tot en met de 17e eeuw kwam het woord in de betekenis van ‘lap’, vod’ voor. Het dialect heeft deze betekenis geconserveerd. We hebben het fenomeen als vaker geconstateerd: in dialecten blijven vaak oude woordbetekenissen bewaard. De herkomst ervan is onduidelijk, net als bij ‘vod’, ‘flard’ en ‘lap’. In het Noors ‘sletta’ en Oudzweeds ‘slätta’ komt het woord in dezelfde betekenis voor. Het Deense ‘slat’ betekent ‘slap’! Het Middelnederlands ‘slitte’ betekent ‘pand, slip’. Al deze vormen zijn terug te voeren op het werkwoord ‘slijten’.
Tekst: Antoon Berentsen