Woord van de Maond maart 2025: naober

Geplaatst op vrijdag 28 februari 2025 om 17:30

Ik verkies deze maand het woord naober. De conclusie van mijn onderzoek naar het woord is echter dat het feitelijk niet thuishoort in deze rubriek. Het betreft geen Berghs dialectwoord. Waarom dan toch over naober schrijven deze maand? Het woord is simpelweg populair en verdient dus aandacht en uitleg.

Ik stuitte in de afgelopen maanden meerdere keren op publicaties over naober en naoberschap. Op 17 januari werd in het provinciehuis in Arnhem het Jaarboek Gelre 2024 (ofwel: Bijdragen en Mededelingen Gelre. Historisch Jaarboek voor Gelderland, deel 115. Uitgegeven door de Vereniging Gelre) gepresenteerd. Daarin schrijft Evelien Rombouts over “verschuivende visies op het Achterhoekse naoberschap sinds de 19e eeuw”. (Luister hoe ze erover vertelt op Erfgoed Gelderland.) In dagblad Trouw en ook in De Telegraaf verschenen vervolgens begin februari artikelen naar aanleiding van een onderzoek in opdracht van provincie Overijssel. Dat rapport met de titel “Noaberschap - Van historisch noodverband naar hedendaags bindmiddel” werd ook in januari gepresenteerd. En al in mei 2024 had de Rabobank hetzelfde gedaan. In haar rapport “Noaberschap biedt uitkomst in vergrijzend Twente-Achterhoek” schrijft Carola de Groot van RaboResearch over welke “kansen er zijn om samen toekomstbestendig wonen te versterken in de twee regio’s.”

Het is eenvoudig vast te stellen dat naober in het Nederlands buur(vrouw/man) betekent en dat het ‘t meest lijkt op het Duitse Nachbar. Het woord komt in het Oudhoogduits al in de 8e eeuw voor. De nach-Bar is gewoon de dichtstbij wonende boer. Het Nederlands kent hetzelfde woord tenslotte ook: in nabuur. Oorspronkelijk gaat het terug naar een heel vroeg Germaans werkwoord dat zowel bouwen als wonen betekende. Het woord kon ook slaan op de woning zelf.

Zo gezien gebruiken het Nederlands (buur), het Duits (Nachbar[-in]) en het Engels (neighbour) hetzelfde woord. Wat is er dan zo anders aan het Oost-Nederlandse naober (dat in de Standaard Schriefwieze van Twente als noaber geschreven wordt)? Het woord verwijst in de vorm van naoberschap naar een bijzondere relatie tussen de mensen. Het geeft aan dat daar waar naoberschap de gewoonte is, mensen elkaar nabij zijn en elkaar helpen. En de taal speelt daarbij een belangrijke rol: “Het Nedersaksisch verbindt vanwege de mentaliteit van naoberschap en gewoon doen”, aldus het manifest van het Platform Nedersaksisch uit 2021. Het weekblad De Groene Amsterdammer schrijft in oktober 2020 onder de kop “Noaberschap sells”: “Waar de Randstad de afgelopen jaren het diversiteitsevangelie omarmde, werd in het oosten van Nederland juist het aloude ‘noaberschap’ afgestoft. “

Het Overijsselse onderzoeksrapport vraagt: “Wat is mythe en wat is werkelijkheid? Hoewel er in de Nedersaksische regio veel over noaberschap wordt gesproken, en er een hoop over wordt beweerd, valt er nog veel over te ontdekken.” Zowel dit rapport als het artikel van Evelien Rombouts stellen vast dat naoberschap oorspronkelijk ontstond uit noodzaak. “Overal waar mensen met elkaar samenleefden en bestuur en voorzieningen ontbraken, was men voor allerlei zaken in het leven logischerwijs op elkaar aangewezen.(…) Noaberschap is van oudsher een initiatief van lokale bewoners zelf, waarbij zij zorg voor elkaar dragen en gezamenlijke afspraken maken.” Er was sprake van “saamhorigheidsdwang”. Die noodzaak is er tegenwoordig veel minder. De studies concluderen dat naoberschap geslonken is en dat burenhulp “vrijblijvender en selectiever” geworden is. Bovendien is het bepaald geen typisch Achterhoekse of Twentse aangelegenheid. Het woord ‘nober’ komt ook in Brabant en Limburg voor. Waar buurvrouw of buurman gezegd wordt in plaats van naober is naoberschap niet minder of meer aanwezig, of dat nu stad of platteland is. Wel lijkt het zo dat “over het algemeen geldt dat het burencontact het sterkst is bij ouderen uit de hogere middenklasse die op het platteland wonen”, zegt het Overijssels rapport.

Evelien Rombouts merkt op dat men in de Achterhoek als het over naoberschap gaat, graag teruggrijpt op het werk van meester Hendrik Willem Heuvel. Die legde in het boek “Oud-Achterhoeksch boerenleven” uit 1927 herinneringen aan zijn jeugd in Oolde bij Laren (Gld) vast. Ze wijst er echter op dat Heuvel dat boek schreef uit zorg. De wereld van zijn jeugd was immers door o.a. de mechanisatie heel sterk aan het veranderen.

Rombouts schrijft dat naoberschap tegenwoordig vanuit een romantische kijk op de eigen regio wordt gebruikt als een term om de eigen identiteit te benadrukken en zich af te zetten tegen ‘het westen’. Daar zouden mensen niet meer naar elkaar omkijken. Op die moderne invulling (“gedeelde verantwoordelijkheid, wederzijds vertrouwen, talenteninzet en wederkerigheid”, aldus Linda Commandeur en Tanja Abbas in hun boek “Modern naoberschap; hype of houvast” uit 2012) wordt door overheden inmiddels ook beleid gemaakt. Rombouts noemt o.a. het Doetinchemse woonproject Naoberhoek. De Zelhemse welzijnsstichting heet “Stichting Naoberschap”.

Naoberschap wordt uit de geschiedenis opgediept als marketing tool voor Oost-Nederland. Het Overijssels rapport concludeert: “De toepassing van noaberschap lijkt kneedbaar en loopt het risico te verworden tot een duizenddingendoekje.” Rombouts waarschuwt dat “het gevaar dreigt dat we enkel omkijken naar mensen die passen binnen ons figuurlijke straatje.” Peter Wekking vraagt in De Stentor afgelopen december: “Je hoort overal over noaberschap, maar moeten we dat eigenlijk wel willen?” Hij heeft het over “snelle reclame- en mediajongens” die er met het begrip naoberschap vandoor gaan en over een “ingebedde argwaan voor alles wat van buiten komt”. En was de zogenaamde ‘participatiesamenleving’ die de overheid bepleitte niet gewoon een ordinaire bezuiniging op thuiszorg, welzijnswerk en bejaardenhulp?

cartoon van Nanne Meulendijks uit dagblad TROUW 20 augustus 2022

.

En het woord naober zelf? Hoe zit het in de Liemers? Het is te vinden in de woordenboeken van Wehl en Gendringen, maar niet in die van Bergh tot Westervoort. Een vragenrondje in de facebookgroep LiemersDialect leert: “Wi-j gebruke ’t woord naober niet. Wi-j hemme bure.” Maar toch: “Ik wet wel dat vrogger as d’r een de letste loch uutgeblaoze had de noodnaober naeve de buurt mos gaon, um ’t te vertelle.” Noodnaobers dus! Het lijkt iets uit een ver verleden. Tegenwoordig heb je buren en hoe nauw je je daarmee verbonden voelt, bepaal je zelf. Voor de rest is er de begrafenisondernemer.


Tekst: Antoon Berentsen en Werkgroep Dialect

Deel deze pagina