Woord van de Maond juni 2021: piezakke
Geplaatst op dinsdag 1 juni 2021 om 18:39
Van het Woord van de Maond mei ‘piezewiet’ naar dat van juni ‘piezakken’ lijkt een kleine stap, maar niets is minder waar. Het werkwoord van deze maand is bepaald niet misselijk en het is dan ook wellicht terecht dat je het weinig meer hoort. Het woordenboek “Zaenderse Praot van A tot Z” geeft een voorbeeldzin die gelijk de toon zet: "Vader het motte piezakke um de blage te kunne laote lere".
Toch komt het woord in alle Liemerse Telgen en ook nog in het 2014 verschenen “Zo zegge wi-j dah in Diem” voor. Het is kennelijk nog niet zo lang geleden dat zwoegen en ploeteren om rond te komen in brede kring voorkwam. Zoals bij eerdere Woorden van de Maond moet ook hier de vraag gesteld worden of het nu om een typisch Liemers of Oost-Gelders woord gaat. Net als zo vaak is dat niet het geval. Het staat nog gewoon in de dikke Van Dalen tussen ‘pieuwen’ en ‘piezel’, ook niet bepaald gangbare woorden. Bij de makers van onze woordenboeken moet de indruk geheerst hebben dat een woord als ‘piezakken’ een dialectwoord moest zijn, omdat het in de Nederlandse standaardtaal, zoals we die -vroeger- via de school aanleerden, niet gebruikt werd. Maar goed, het woord komt in dialecten van noord tot zuid voor.
Wat wie dy godganse dag ofluierd hemmen, dat stook nait nauw. En ik mout eerlek bekennen: hou waarkzoam of ik van miezulf ook was, dizze lamlendeghaid, dat doulloos rondstruuntjen, terwiel ale anderen piezakken mozzen, totdat ze d'r bie deelvillen, dit zundege onnerdoeken bevol ons wonnerwel.
(Nieuwsblad van het Noorden, 01.11.1968)
Het woord is dit keer niet afkomstig uit ouder Nederlands of uit het Duits, maar het betreft een woord uit de taal van groepen die vroeger aan de rand van de maatschappij stonden of gehouden werden. Over het Bargoens zegt de encyclopedie het volgende: “Bargoens is een sociale taalvariatie en een minderheidstaal die in Nederland tot de eerste helft van de twintigste eeuw werd gehanteerd door voornamelijk daklozen, zogenoemde landlopers, rondtrekkende handelaren, (markt)kooplieden, kermisklanten en onderwereldfiguren. In de volksmond wordt hierdoor dikwijls gesproken van een dieventaal of geheimtaal.“ Deze taal bevat veel elementen uit het Jiddisch, de taal van de Joden in Midden en Oost-Europa, die op haar beurt weer veel Hebreeuws in zich bergt. Het Jiddische woord “piseiach” en het Hebreeuwse “pisēaḥ” met de betekenis “lam, krom”. Het woord zou dus zoiets als zwoegen en krom lopen betekenen.
Deze verklaring wordt echter wat problematisch als je kijkt naar wat ze er in bijvoorbeeld Emmerik, Kleef of Rees onder verstaan. De Nederrijnse dialecten kennen ‘piesacken’ in de betekenis van kwellen, pesten en peinigen. Daarmee volgen de buurdialecten de betekenis van het woord in het Standaardduits.
„Manche Spitzenmediziner wähnen nur noch Gott über sich. Das führt dazu, dass sie in die eigene Tasche wirtschaften oder Assistenzärzte piesacken. Doch ein Kulturwandel ist an den Spitälern im Gang.“
(Neue Zürcher Zeitung, 23.06.2020)
In de Duitse woordenboeken wordt het woord afgeleid van een oud Noord-Duits woord ‘pezek’ in de betekenis van ‘bullenpees’. De pees (geslachtsdeel) van een bul (stier) dus. Daarmee kon je iemand behoorlijk kwellen.
Beide betekenissen zijn behoorlijk negatief, maar Duitse en Nederlandse etymologen zouden nog eens bij elkaar moeten gaan zitten om tot een gemeenschappelijke oorsprong te komen.
Lees verder op de Dialectpagina >>>
Tekst: Antoon Berentsen