Woord van de Maond december 2021: eiges
Geplaatst op woensdag 1 december 2021 om 16:22
Mij valt de laatste tijd op dat een heel eigen dialectwoord aan het verdwijnen is. In november vond een promotiebijeenkomst voor het Nedersaksisch dialect in de VIP-room van het Graafschap-stadion plaats. Een week later de jaarvergadering van onze Heemkundekring. Daar heb ik er eens op gelet. Ik miste eiges! Je hebt het in gesprekken al gauw over jezelf. Zo ook bij deze twee bijeenkomsten met platpraoters. Daar was echter uitsluitend het standaardnederlandse zelf te horen.
Het is inderdaad verwarrend. Het dialect kent het aanwijzend voornaamwoord eiges, waar het standaardnederlands zelf gebruikt. Het Nederlandse eigen komt in het dialect net zo voor, uiteraard met weglating van de uitgangs -n. Twee voorbeelden ter verduidelijking:
Nederlands: Ik heb het zelf gehoord. Zij heeft zich het dialect heel snel eigen gemaakt.
Dialect: Ik heb ‘t eiges geheurd. Zi-j het zich ‘t dialec heel rap eige gemaak.
Voor eiges kunnen we terecht in de WALD-woordenboeken, zowel in het grote thematische woordenboek -waarvan overigens de afgelopen maand deel 12 is verschenen- als in de locale Telgen van het WALD. Luister maar naar deze twee stokoude Stokkummers (uit WALD 1: De mens en zien huus, 1984)
A: "Nol M. mot 'n keske hemme woor praoteri-j en muziek uut kump".
B: "Gi-j bunt jao hatstikke gek!".
A:"Now, gaot dan maor luustere; ik heb 't eiges geheurd".
Het door Henk Harmsen samengestelde Berghse woordenboek ‘n Trop Barghse Weurd (Telg nr. 3) illustreert bovendien in de zin "Ik heb 't Jan van Heek eiges gevraog" het ontzag van de gewone mens voor autoriteiten.
Het woord eiges figureert in deze woordenboeken vaak ook in verhalen over armoede en oorlog. Uit Zeddam: “Veur 't greszaod ginge ze in de warkloze tied - maor ook in de Tweede Oorlog nog— smaele sni-je. Ze ginge dan met 'n zak de wei in en verdiende zo 'n cent bi-j, want ze deie 't zaod verkope as greszaod. De boere deie 't eiges niet; 't wier klandestien gedaon.” En nogmaals uit Stokkum: “De arme luj verkochte 't baetere vleis --schink, wös-- um eiges 't witte spek te aete.” Uit Lobith: “Wi-j hemme altied eiges behange. Nao de Tweede Oorlog nam mien man van de steenaove ringaovepapier met. Baeter gezeid: 't wier gejat. Dat was bruun papier dat ien de aove gebruuk wier tege de trek. Gi-j wou behange um niet te hoeve witte, want ‘t witsel begon te schiffele en dan viel 't ter af.”
Wat voor eiges geldt, geldt ook voor overtreffende trap eigeste, het dialectwoord voor zelfde. Het woordenboek Trop Barghse Weurd komt met de voorbeeldzin 't Is met ów iedeskeer ’t eigeste.
Toch komt zelf in het grote WALD-woordenboek meer als drie keer vaker voor als het woord eiges (183 t.o.v. 56). Uit de dialectvragenlijsten die het Ergoedcentrum Achterhoek en Liemers ten behoeve van het WALD-woordenboek al sinds jaar en dag rondstuurt, blijkt in het geval van de verdeling tussen zelf en eiges dat het woord zelf met name in het gebied van de Liemers ontbreekt. Aan de noord- (Westervoort) en zuidkant (Ulft, Megchelen) komt het wel ook voor. Voor het gebied van Bergh wordt alleen eiges vermeld.
Als deze indruk klopt, zou dat overeenstemmen met een woordenboek dat in 1916 aangeeft, dat eigens in de ‘volkstaal’ vooral in het zuiden en westen van Nederland voorkomt. Het beeld wordt in elk geval bevestigd in de elektronische Woordenbank van de Nederlandse Dialecten (eWND), waar de meeste voorbeelden van het gebruik van eigen uit Zuid- en West-Nederland, het Nederfrankische gebied dus, stammen. Zo lees je uit Tilburg de ware woorden: “Wè vreuger van eiges gong kan naa himmaal nie mir, en wè vruuger nie hoefde dè mot en zal naa.” (Wat vroeger vanzelf ging, kan nu helemaal niet meer, en wat vroeger niet hoefde dat moet en zal nu.)
De oorspronkelijke betekenis van eiges laat zich makkelijk raden. Het woord leidt heel ver terug naar het Sanskriet, waarvan ook de Europese talen afstammen. Daar betekent het zoveel als bezitten en vermogen. De woorden eigenaar en eigenlijk hebben er net zo mee te maken als in het Engels owner en ought to. Het Duits kent het werkwoord sich eignen (geschikt zijn) en het bijwoord eigens (speciaal, uitdrukkelijk).
Het is echter niet zoals in andere gevallen zo, dat eigen(s) in het Nederlands een ouder woord is als zelf. Beide woorden komen al in Nederlandse bronnen uit de 10e eeuw voor.
Typische dialectwoorden als eiges verdwijnen dus uit onze conversatie en worden ingeruild voor standaardnederlandse varianten. Het is niet anders. Of valt er toch wat aan te doen? Wie zal ‘t zeggen!? Tot zover mijn notities bij de jaarvergadering van onze Heemkundekring.
Tekst: Dialect en Antoon Berentsen