Woord van de Maond december 2019: richt
Geplaatst op dinsdag 3 december 2019 om 22:11
Regelmatig struikel ik over woorden die op de achtergrond geraakt zijn. Dezer dagen wilde ik het hebben over de kortste fietsroute naar een concert in de buurt. Daar ‘floepte’ het eruit: ‘de richste weg’.
Als iets kort is, spreken we simpelweg van ‘köt’. Maar bij de kortste weg lijkt het woord ‘richste’ in ons dialect toch passender. ‘Richtiger’ in elk geval als ‘rechtste’. Al die woorden hebben uiteraard met elkaar te maken. Bij een rechte weg zien we een lange weg tot aan de einder voor ons. Bij de ‘richste’ hoeft de weg niet recht te zijn, maar wel de meest directe.
‘rich(t)’ en ‘richtig‘ komen in alle Liemerse Telgen van het WALD voor. In deel 4 ‘n Trop Barghse Weurd vinden we de zin "De richste weg van Stökkum naor Durkum is aover 's-Heerenbarg en Zeddam. Da's richter as aover Baek en Kilder". Gelijkaardige zinnen vinden we -met andere plaatsnamen uiteraard- in de woordenboeken van Westervoort tot Gendringen. Ook bij dit woord kan niet gezegd worden dat het typisch Liemers of zelfs maar typisch Nederfrankisch is. Het woord is wat lastig te traceren in de Nederlandse dialectwoordenbank, maar komt toch i elk geval op de Veluwe, in Overijssel en Groningen voor.
Het zal niet verbazen dat ‘richt’ en ‘recht’ dezelfde herkomst hebben. En ook dat ‘richtig’ (juist) en ‘richten’ met ‘richt’ direct verbonden zijn. In alle Germaanse talen is de betekenis ‘niet gebogen’ de oudste. Het daarachter liggende werkwoord betekent zoiets als ‘rekken, strekken’. Dus is ons ‘richt’ ouder als ‘richtig’ in de betekenis ‘juist’. De figuurlijke betekenis in de sfeer van recht en rechtvaardigheid ligt voor de hand. Iemand die ‘recht door zee’ is, is eerlijk en, ja, ‘oprecht’. Dat ook het woord ‘rijk’ van ‘richt’ afgeleid is, verbaast echter wel. Of het moet zo zijn dat een rijk iemand het recht naar zichzelf toe kan buigen(!)
Taalkundig is het stuivertje wisselen tussen ‘i’ en ‘e’ geen onbekend verschijnsel. We zien het in werkwoorden bijvoorbeeld. Er bestaat zowel ‘rechten’ als ‘richten’. In het Duits kennen we ‘das Recht’ en ‘der Richter’.
Het bijwoord ‘richting’ heeft een betekenis in zowel het geografische als het juridische domein: ‘in oostelijke richting rijden’ en ‘eigenrichting’ (voor eigen rechter spelen). Dit woord ‘richtig’, dat in het Duits nog een standaardtaal-woord is, kwam in de Nederlandse taal naast ‘rechtig’ vanaf 1200 voor. Het werd echter in de jaren twintig van de vorige eeuw als germanisme afgekeurd en vervangen door het uit het Frans ontleende ‘juist’. Zo gezien bewaart het dialect de herinnering aan de ooit nog nauwere band tussen het Nederlands en het Duits.
>>> Dialectpagina
Tekst: Antoon Berentsen