Woord van de Maond augustus 2020: manges
Geplaatst op zondag 2 augustus 2020 om 13:04
„‘t Wudt manges tied da’we weer normaal doen!“ zal menigeen deze zomer denken. Maar wat is ‘normaal’? En dan ook de taalvraag: Wat is ‘manges’? Want normaal is het woord in onze streek niet bepaald. We vinden het in de Liemers alleen nog in de woordenboeken van Bergh en Gendringen/Ulft. Of daar dat woord ook tegenwoordig nog gebruikt wordt, vraag ik me sterk af!
In dat laatstgenoemde woordenboek wordt duidelijk dat het woord van alles betekenen kan:
MANG(E)S - 1) vaak. "Manges geet 't goed, maor ’t vilt ook wel's tegen". 2) alvast. "Hier he'j mangs 'n veuruutbetaling". 3) langzamerhand. "Ik stap manges op, dan bun'k op tied thuus".
Gemeenschappelijk is alle betekenissen dat het woord met tijd te maken heeft.
Het lijkt vooral in het Nedersaksisch taalgebied voor te komen, ofschoon de Deventer ‘plattoloog’ Gerrit Kuijk er op zijn website over schrijft: “In Deventer en omgeving hoor ik 'mangs' uit de mond van geboren Sallanders nooit meer. In de Achterhoek hoor ik het weinig. De Twenten of Tukkers gebruiken het nog regelmatig, ook als ze Nederlands spreken.” De afbeelding bij deze blog toont dan ook een spreuk in het Twents.
Het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten (WALD, online op www.ecal.nu) geeft vele voorbeeldzinnen. In volgende zin uit Geesteren wordt duidelijk dat de betekenis ‘vaak’ daar niet aan ‘mangs’ gekoppeld wordt: : ’n Keikesvloere wodn mangs in veerkanten van 60 x 60 eleg; vake waren ’t witte keikes. In Rees wordt de andere betekenis, die van ‘alvast’ vermeld: Düüt gej all manges ääte, ek komm glick.
Maar de meeste vindplaatsen van ‘mang(e)s’ wijzen toch naar de betekenis ‘soms’. De Achterhoekse dialectoloog Lex Schaars schrijft in het WALD-deel ‘De mens en zien huus’: Rieke boeren hadden tegeltjes op ‘n deel van de muren of mangs zelfs van onder tut baoven. De Achterhoekse amateur-dialectoloog G.H. Wanink (1917-2011) vermeldt in zijn Twents-Achterhoeks Woordenboek van 1948 zelfs een nadenkenswaardige uitdrukking: ’t Kuken wil mangs wiezer wèèn as de henne.
Voor wie de Duitse taal enigszins machtig is, zal het duidelijk zijn dat er een verbinding bestaat tussen ‘mangs’ en ‘manchmal’. Dat laatste woord betekent immers ‘soms’. Wie vervolgens in het Nederlands heen en weer kan schakelen, zal er op komen dat ‘manchmal’ een letterlijke vertaling is van ‘menig maal’. Het Nederlandse ‘soms’ is tegenwoordig de favoriete variant en doet weer denken aan het Engelse ‘sometimes’. (Prof. C.B. van Haeringen schreef in 1956 “Nederlands tussen Duits en Engels” - online te vinden! Zijn visie is nog steeds actueel in modern taalwetenschappelijk onderzoek.)
In het dialect kan ‘mangs’ zonder ‘maal’ af! Dus moeten we de herkomst van het woord ‘menig’ bekijken. Het is vakantietijd, dus maak ik me er snel van af door de al genoemde Gerrit Kuijk te citeren:
Hier doet 'manges' mij denken aan een woord dat ik uit het Oudsaksisch ken: manag. Het betekent 'veel'. Het Gotisch kent hetzelfde woord, maar daar heeft het ook nog een -s: manags. Het interview met de boer is al afgelopen, als ik nog aan het zoeken ben naar allerlei met 'smangs' verwante woorden: menig (Ned.), manchmal (Hoogduits), many (Engels), mangt (Deens). Er blijken veel oude talen te zijn, waarin 'mangs' zijn plaats gevonden heeft. Zo kent het Oudfries 'monig', het Oudiers 'menicc', het Oudkerkslavisch 'munogu'.
>>> Dialectpagina
Tekst: Antoon Berentsen