Nr. 108 Old Ni-js
Geplaatst op maandag 8 maart 2021 om 17:28
Van de redactie (pag 3)
Beste heemkundevrienden,
In deze uitgave van Old Ni-js blijven we uiteraard - we zitten nog steeds in een lockdown vanwege de COVID19-pandemie - dichtbij huis, maar we richten onze blik ook op wat Bergh eens buiten Bergh voorstelde.
Rond het ’s-Heerenbergse museumplein -in het Stadsmuseum, de Pancratiuskerk en in kasteel Huis Bergh- is een indrukwekkend project gerealiseerd rondom de erfenis van vormgever Friedrich Wilhelm Mengelberg. Hans Hegman voert ons mee naar de wereld van het Rijke Roomse Leven, waaraan Mengelberg artistiek sterk heeft bijgedragen.
André van Gessel herinnert aan de nadagen van dat Rijke Roomse Leven op de Pastoor Galamaschool in ’s-Heerenberg.
Hij kondigt de publicatie van een boek over de beginjaren van die school aan en vertelt hoe u nu al op dat boek kunt inschrijven.
Deze zomer kwam ik tijdens een vakantie in Midden-Limburg op het idee voor een Old Ni-js-serie over Berghse bezittingen buiten Bergh. Daar liep ik zogezegd letterlijk tegenaan. Mijn plan is om in de komende periode op zoek te gaan naar wat er van dat grote bezit tegenwoordig nog te zien is.
Al vele jaren had ik het voornemen om een plaatsgenoot uit de vergetelheid te halen die zich verdienstelijk gemaakt had voor de beschrijving van ons Berghse dialect. De Zeddammer Maarten Bruijel promoveerde erop, maar dat was in een voor ons te ver verleden.
In 2019 schreef Maarten van Nispen een boeiend boek over zijn vader, telg uit een oud Liemers geslacht. Maarten had er nooit iets om gegeven, maar dat veranderde toen hij van zijn moeder wat oude schriften kreeg.
In de dialectrubriek dit keer, niet voor het eerst en zeker ook niet voor het laatst, een bijdrage van de nestor van onze dialectwerkgroep, Henk Harmsen die zoals bekend ons helaas twee jaar geleden ontvallen is. Henk schreef niet alleen nonfictie, zo blijkt uit zijn verhaal “Opdracht”.
Antoon Berentsen
Echo van de Middeleeuwen (pag 4)
Stadsmuseum Bergh, de Heemkundekring Bergh en de parochie H. Gabriël hebben de handen ineen geslagen en laten in een tentoonstelling het licht schijnen over dertien eeuwen kerkelijke geschiedenis in Nederland, in het bijzonder in de Liemers. Met als centrale figuur de Utrechtse beeldend kunstenaar Friedrich Wilhelm Mengelberg (1837-1919).
In 2020 is het honderd jaar geleden dat ’s-Heerenberg een unieke kunstcollectie in zijn midden kreeg. Huis Bergh besteedt er een mooie tentoonstelling aan: Liefde voor de Middeleeuwen - De Collectie Mengelberg in Huis Bergh. Vijfentwintig jaar vóór de komst van deze collectie, in 1897, voorziet dezelfde Wilhelm Mengelberg de nieuw gebouwde St. Pancratiuskerk in ’s-Heerenberg van beelden, altaren, preekstoel, doopvont, staties, decoraties, smeedwerk. Kortom de hele inrichting, gefabriceerd in zijn eigen atelier.
>>>
HANS HEGMAN
Bergh extra muros (pag 14)
We spreken tegenwoordig graag van het ‘Land van Bergh’. Van een Land van Bergh was echter in moderne zin nooit sprake. De heren Van den Bergh hadden bezittingen en ook rechten of rechtsmacht. Dat samen was maar voor een deel een samenhangend territorium. In een serie artikelen zal ik berichten van mijn bezoeken aan een aantal van die bezittingen. Ik bezoek met name die plekken, waar nog iets van het voormalig Berghs bezit te zien is. Bergh buiten de grenzen van Bergh dus, ofwel met een mooie Latijnse term extra muros.
Opperkwartier
Ik begin mijn reis in het smalste stukje van Nederland, in Midden-Limburg. Als ik dat zeg, dan moet ik me gelijk corrigeren, want Limburg is een 19e eeuwse constructie.
Daarvóór was het een deel van (ons) Gelderland. Tot de stichting van het moderne Nederland in 1815 sprak men van Opper- of Over-Gelre. Dat was het hoger gelegen deel van Gelre. Dat graafschap, later hertogdom, ontstond in 1046 rond het stamslot in het nu Duitse Geldern. Op de kaart is te zien welk gebied tenslotte Opper-Gelre of ook het Gelderse Overkwartier genoemd werd. ‘Kwartier’ duidt op het feit dat het hertogdom in vier gebieden, vier kwartieren, verdeeld was: Zutphen, Arnhem, Nijmegen en Roermond. De bisschopsstad Roermond was de hoofdstad van het Gelderse Overkwartier.
>>>
ANTOON BERENTSEN
Een onbekende bekende Zeddammer (pag 18)
Niemand in Zeddam die ik het de afgelopen tientallen jaren vroeg, had ooit van hem gehoord. Graag haal ik daarom Martinus (Maarten) Bruijel (1875-1964) uit de vergetelheid. De Zeddammer maakte zich voor de taal van zijn geboortestreek verdienstelijk met zijn proefschrift „Het dialect van Elten-Bergh“ dat in 1901 verscheen.
Maarten Bruijels ouders kwamen uit Doetinchem. De naam Bruijel is tussen Didam en Bredevoort verspreid, maar vooral in Doetinchem te vinden. Grootvader Martinus Bruijel was ook winkelier geweest in Doetinchem.
Vader Gerhard (Gerrit) Jan Bruijel (1849-1925) had tot 1871 een winkel in Aalten gedreven. Moeder Willemina te Gussinklo (1849-1886) kwam uit die plaats. De Bruijels hadden tussen 1871 en 1925 een kruidenierswinkel aan de toen nog gewoon Dorpsstraat genoemde Bovendorpsstraat in Zeddam, pal naast het hoekpand van ‘brievengaarder’ Hendrik Bekker. Bruijel had de winkel overgenomen van Sophie Kremer, weduwe van Theo Weijers.
>>>
ANTOON BERENTSEN
Tekst: Redactie Old Ni-js